Eindelijk arriveert mijn trein. Opgelucht dat ik verder kan, stap ik in. Petru loopt mee, schiet voor ik er erg in heb een conducteur aan en stopt hem een pakje sigaretten toe, speciaal voor dit doel meegegeven door Ileana. Hij vraagt hem een oogje op me te houden omdat ik alleen reis.
De eerste coupé bij de ingang is leeg en voor mij. ‘”Neem deze. Hier zit tenminste niemand,” zegt Petru. Een grote baardige man – bontmuts, gewatteerd legerjack – spreekt hem op de gang aan. Uit Petru’s reactie maak ik op dat hij zegt dat ik uit Holland kom. Ik schenk er geen aandacht aan. Plotseling staat Petru voor me, zegt dat het tijd is om afscheid te nemen. Hij omhelst me, vraagt nog eens om alsjeblieft terug te komen. En stapt na mijn belofte gerustgesteld uit.
De trein zet zich in beweging en ik zak onderuit. Klaar om me over te geven aan het verwerken van alle indrukken van de afgelopen uren. Voor ik er goed en wel erg heb, komt het baardige legerjack van zo-even de coupé in. Nog even denk ik een reisgenoot te krijgen, totdat hij me met zijn linkerhand en volle gewicht in de bank drukt om met zijn andere hand in de binnenzak van mijn jas te verdwijnen. Ik probeer me te verweren maar hij moet minstens tachtig kilo wegen. Ik kan geen kant uit. En vloek en scheld zo hard ik kan.
Mijn hulpgeroep leidt tot gestommel in de aangrenzende ruimte. Terwijl de trein vaart krijgt, schiet mijn overvaller – zonder buit – naar de uitgang en springt de duisternis in. Ik hoop op een doodsmak.
Geschrokken doe ik even later mijn verhaal aan een hoofdschuddende conducteur. Twee te hulp geschoten jongens uit Albanië nodigen mij prompt in hun coupé uit. Zij zijn nog bozer dan ik en schelden op alles wat Roemeens is. Hun woede neemt alleen maar toe wanneer de conducteur even later met zijn collega komt vragen om de reserveringen. Ze proberen onhandig wat geld los te peuteren. Een van de jongens wijst op de gescheurde bekleding, het afval op de vloer, de opgelapte rotzooi. “We hebben nu al meer dan zestien uur vertraging, man. Kijk om je heen. Dit is de Sing Sing Express. Je krijgt geen cent!”
De conducteurs druipen af, de jongens mopperen na. Van lieverlee zakt ook mijn woede, om plaats te maken voor een paar vragen. Waarom was Petru zo enthousiast? Omdat ik uit Nederland kwam en met Puka kon praten? Dat leek me niet logisch. Zoveel bijzonders had ze niet gezegd. Of was dat helemaal niet belangrijk? Was ik door die Roemeen van lieverlee gehaaid in slaap gesust en tot een makkelijk slachtoffer gemaakt? Want wat had hij nou precies tegen baardmans gezegd?
Terwijl de vragen zich aaneen regen, dommelde ik langzaam in. Een ding stond wel vast. Ik zou nooit meer een voet in Roemenië zetten.